Logaritmen » Rekenregels
Je weet 2log
(8) = 3, want 23 = 8.
Hieruit volgt: 22log
(8) = 8.
Je weet 5log
(78 125) = 7, want 57 = 78 125.
Hieruit volgt: 55log
(78 125) = 78 125.
glog
(x) = y betekent gy = x.
Substitueer je y = glog
(x) in gy = x, dan krijg je: gglog
(x) = x.
Voor g > 0, g ≠ 1, a > 0 en b > 0 geldt:
glog
(a) + glog
(b) = glog
(ab)
glog
(a) – glog
(b) = glog
(ab)
n · glog
(a) = glog
(an)
glog
(a) = plog
(a)plog
(g) = log
(a)log
(g)
1glog
(a) = – glog
(a)
Voorbeeld 1
Herleid 5 – 3 · 2log
(3) tot één logaritme.
Antwoord:
5 – 3 · 2log
(3) =
2log
(25) – 2log
(33) =
2log
(2533) =
2log
(3227)
Voorbeeld 2
Los de vergelijking 1 + 2 · 5log
(x) = 7 algebraïsch op.
Antwoord:
1 + 2 · 5log (x) | = 7 |
2 · 5log (x) | = 6 |
5log (x) | = 3 |
x | = 53 |
x | = 125 |
Voorbeeld 3
Los de vergelijking 2 · 2log
(x) + 0,5log
(x + 6) = 0 algebraïsch op.
Antwoord:
2 · 2log (x) + 0,5log (x + 6) | = 0 |
2log (x2) + 2log (x + 6)2log (0,5) | = 0 |
2log (x2) – 2log (x + 6) | = 0 |
2log (x2) | = 2log (x + 6) |
x2 | = x + 6 |
x2 – x – 6 | = 0 |
(x + 2)(x – 3) | = 0 |
x = –2 of x = | 3 |
Omdat negatieve getallen in een logaritme geen uitkomst hebben, is x = –2 geen geldige oplossing voor de oorspronkelijke vergelijking.