Goniometrie » Eenheidscirkel
In de tekst hieronder wordt steeds met graden gerekend.
Uiteraard kan er ook gerekend worden met radialen.
Wat is de eenheidscirkel?
De eenheidscirkel is een cirkel met middelpunt O(0, 0) en een straal van 1.
Je kunt een punt P op de cirkel laten 'bewegen', de beweging begint altijd in (1, 0). De hoek die de lijn OP maakt met de horizontale as, noem je α (alfa). Deze hoek wordt ook wel de draaiingshoek genoemd. De draaiingshoek heeft altijd als 'startbeen' de positieve horizontale as en gaat tegen de klok in. Gaat je hoek met de klok mee? Dan ga je in wezen achteruit en is de draaiingshoek negatief.
Coördinaten
Het punt P heeft uiteraard coördinaten.
Deze schrijven we als (xP, yP).
Kijk maar naar het volgende voorbeeld, waar 0° < α < 90°.
Hoe reken je in de eenheidscirkel?
Kijk naar het voorbeeld hierboven. Je ziet een rechthoekige driehoek en in deze rechthoekige driehoek kunnen we de sinus, cosinus en tangens toepassen. Door de straal van de cirkel is de langste/schuine zijde altijd 1. Hieruit volgen de volgende berekeningen:
cos
(α) = aanliggendelangste zijde = xPOP = xP1 = xP
sin
(α) = overstaandelangste zijde = yPOP = yP1 = yP
tan
(α) = overstaandeaanliggende = yPxP
tan
(α) = overstaandeaanliggende = sin
(α)cos
(α)
Er geldt dus:
xP = cos
(α)
yP = sin
(α)
We keken naar een voorbeeld waar 0° < α < 90°.
Ook voor α ≤ 0 of α ≥ 90° kloppen deze regels. Kijk maar naar de voorbeelden hieronder.
Voorbeeld 1 xP = cos (60°) = 0,5yP = sin (60°) ≈ 0,866 |
Voorbeeld 2 xP = cos (126°) ≈ –0,588yP = sin (126°) ≈ 0,809 | |
Voorbeeld 3 xP = cos (–78°) = 0,208yP = sin (–78°) ≈ –0,978
|
Voorbeeld 4 xP = cos (579°) ≈ –0,777yP = sin (579°) ≈ –0,629
|
In voorbeeld 4 kan je zien dat als α > 360° de formules ook gewoon werken.
Omdat 579° – 360° = 219° zou je ook cos
(219°) ≈ –0,777 kunnen gebruiken.
Draaiingshoek berekenen
Indien α berekend moet worden en je weet alleen xP of yP kan je met de omgekeerde cosinus of omgekeerde sinus de draaiingshoek uitrekenen. Op je rekenmachine gebruik je daar cos
–1 en sin
–1 voor.
Voorbeeld 5
α = cos
–1(–0,84°) ≈ 147°
Echter geeft cos
–1 altijd een antwoord tussen 0° en 180°. In het volgende voorbeeld is xP ook –0,84 maar hebben we met een andere draaiingshoek te maken. Gebruik de symmetrie om de benodigde hoek uit te rekenen.
Voorbeeld 6
cos
–1(–0,84°) ≈ 147° (zie voorbeeld hierboven)
α ≈ 360° – 147° = 213°
Uiteraard kan ook yP gegeven worden. Je gebruikt dan dus sin
–1. Deze geeft altijd resultaten tussen –90° en 90°. Heb je een andere hoek nodig, zal je dus net als in het bovenstaande voorbeeld moeten gaan rekenen.
Voorbeeld 7
α = sin
–1(0,91°) ≈ 66°
Voorbeeld 8
sin
–1(0,91°) ≈ 66° (zie voorbeeld hierboven)
α ≈ 180° – 66° = 114°